Executieve vaardigheden
In de logopedie komen executieve vaardigheden aan bod.
Soms is het fijn om de vaardigheden in een of meerdere functies te vergroten, of extra te oefenen als dat voor het leren nodig is.
Dit gebeurt door het doen van gezelschapspelletjes, samen spelen, kleuren, tekenen en kletsen tijdens de logopedie.
​
Wat zijn executieve vaardigheden?
​
Inhibitie
Goed: een ander laten uitpraten, niet door een ander heen praten. Eerst nadenken en dan pas doen. Het eigen gedrag kunnen remmen.
Onvoldoende: overal doorheen praten, meteen (luid) reageren, geen rem hebben om te stoppen met eigen gedragingen.
​
​
Werkgeheugen
Goed: kunnen onthouden wat er gezegd is, weten waar je mee bezig bent/wat je net hebt gedaan/wat je nog moet doen.
Onvoldoende: niet goed kunnen onthouden, vergeten waar je mee bezig was of wat je straks moet doen. Tijdens een gesprek niet meer weten wat er gezegd is. Opdrachten uitvoeren lukt daardoor niet goed.
​
​
Emotie-regulatie
Goed: de eigen emoties kunnen beheersen, als dat nodig is.
Onvoldoende: snel boos worden, huilen, gillen en dat niet kunnen inhouden als dat nodig is
​
​
Volgehouden aandacht
Goed: de aandacht goed bij een taak kunnen houden, je niet laten afleiden, ook al is het werk niet heel interessant of leuk.
Onvoldoende: niet aan het werk kunnen blijven, afgeleid zijn door beelden en geluiden om je heen, of omdat het druk is in je hoofd.
​
​
Taakinitiatie
​
Goed: meteen kunnen beginnen zonder uitstel, ook al is het werkje niet leuk of interessant.
Onvoldoende: niet starten met een opdracht, andere dingen doen en het werk uitstellen.
​
​
Planning
Goed: inzicht hebben in de verdeling van het werk dat je moet doen, over een tijdsperiode, zodat het op tijd af is. Weten wat de volgorde van belangrijkheid is.
Onvoldoende: geen planning kunnen maken over een tijdsperiode. Geen agenda kunnen bijhouden. Niet weten wat als eerste belangrijk is om te gaan doen.
​
Organisatie
Goed: het bijhouden van een systeem, zodat je niets kwijtraakt. Zelf structuur aanbrengen. Een structuur doorzien in een taak of ruimte.
Onvoldoende: geen systeem kunnen bijhouden, bijvoorbeeld een rommelige kamer of tas, omdat je de dingen niet teruglegt. Geen inzicht hebben in de structuur van taken.
​
​
Time-management
Goed: een gevoel voor tijd hebben en weten hoe die in te delen om een planning te maken.
Onvoldoende: de tijd niet goed kunnen indelen, waardoor de taak niet op tijd klaar is.
​
​
Flexibiliteit
Goed: kunnen schakelen van de ene situatie naar de andere. Om kunnen gaan met veranderingen en teleurstellingen.
Onvoldoende: niet kunnen omgaan met veranderingen of teleurstellingen. Blijven vasthouden aan de eigen wil of mening.
​
​
Doelgerichtheid
Goed: weten wat je wil bereiken en op het doel afgaan.
Onvoldoende: niet weten wat het einddoel is van het werk. Allerlei zijsprongen nemen en daardoor niet tot het einddoel komen. Geen motivatie hebben omdat het einddoel onduidelijk is.
​
​
Metacognitie
Goed: het eigen gedrag of een situatie kunnen beoordelen, weten wat je moet verbeteren, een beeld van jezelf hebben.
Onvoldoende: niet kunnen terugkijken op het eigen gedrag, de schuld bij anderen leggen, je gedrag niet kunnen of willen aanpassen aan de situatie of aan de ander, omdat je de eigen rol hierin niet ziet.
​
​
Voor kinderen in de basisschool-leeftijd, voor middelbare scholieren en ook voor volwassenen kan de behoefte er zijn om de executieve vaardigheden te verbeteren.
Wij zijn ervoor om u of uw kind hierin te helpen en te ondersteunen.